Achtergrond

Graag vragen wij uw aandacht voor een aantal zaken die naar onze mening van groot belang zijn om in overweging te nemen bij de wetswijziging van de WPG, hierna te noemen ‘pandemiewet’. Onze stichting is ondermeer opgericht om meer transparantie te verkrijgen in epidemiologische data die ter onderbouwing hebben gediend  van het pandemiebeleid, de tijdelijke wet en de maatregelen die aan deze wetswijziging zijn voorafgegaan en straks mogelijk weer terug komen.

Zoals u zich realiseert, geeft de pandemiewet de Minister bij een “dreiging” van een pandemie een zeer brede ruimte om naar eigen inzicht en/of op advies van experts maatregelen in te voeren waarvan het effect niet altijd duidelijk is, iets wat de Minister zelf ook erkent. Die maatregelen kunnen inbreuk maken op de bewegingsvrijheid en rechtspositie van de burger en deze heeft, zoals is gebleken in de praktijk, minimale rechtsbescherming. De uitgebreide  juridische onderbouwing met praktijkvoorbeelden vindt u in het hoofdstuk Juridisch Perspectief.

De onderbouwing van de noodzaak en de werkzaamheid van de maatregelen, bleek tot dusver zeer mager en vaak tegenstrijdig. Zo is onze stichting meerdere WOO procedures gestart om cruciale epidemiologische data boven water de krijgen, data die het mogelijk maken – of eigenlijk zelfs onmisbaar zijn – om de ernst van de situatie tijdens een pandemie objectief te duiden en de werkzaamheid van zeer ingrijpende maatregelen te evalueren en te optimaliseren. Zonder deze data is het zelfs de vraag of maatregelen überhaupt wel getoetst kunnen worden conform Artikel 58b, een taak die de pandemiewet straks aan de Minister delegeert. De Minister geeft helaas zelden thuis en lijkt in sommige gevallen zelfs niet eens geïnteresseerd in dergelijke data. In het hoofdstuk Technisch Perspectief geven wij een overzicht van de consequenties, soms onomkeerbare consequenties van deze situatie.

Uw Kamer heeft onlangs zelf ervaren hoe maatregelen bij de minste dreiging onnodig kunnen escaleren als er onvoldoende democratische controle is. Het is daarom verontrustend dat er bij de invoering van maatregelen in de nieuwe WPG geen instemmingsrecht meer van uw Kamer vereist is. (Artikel 58c)

Ook is de “dreiging” op basis waarvan de minister de pandemiewet kan inroepen en willekeurige maatregelen kan invoeren te vaag omschreven. Hier zou het passen om pas van een dreiging in de context van een pandemie te mogen spreken – en pas dan die dreiging als A1 ziekte te mogen classificeren – als op zijn minst de WHO deze dreiging heeft vastgesteld.

De nieuwe WPG geeft de Minister ruimte om maatregelen in te voeren die zeer ver gaan en soms onherstelbare economische, sociale en persoonlijke gevolgen kunnen  hebben. Het had weinig gescheeld of er was vorig jaar sprake geweest van een (indirecte) vaccinatieplicht, terwijl de wetenschappelijke onderzoeken naar de eventuele relatie tussen de vaccinatiecampagne en de ongekende oversterfte, waarover thans veel maatschappelijke onrust bestaat, nog moeten beginnen[1]. Bij maatregelen die mogelijk onherstelbare maatschappelijke en persoonlijke gevolgen kunnen hebben, mag een reflectie van uw Kamer niet ontbreken.

Als er ooit een naar uw eigen maatstaven minder gunstige politieke wind zou gaan waaien, biedt de WPG in dit voorstel ook dan de beleidsruimte voor verregaande, repressieve maatregelen. Maatregelen die op basis van een marginale onderbouwing naar believen kunnen worden samengesteld. In zo’n geval mag de reflecterende rol van de Eerste Kamer nogmaals niet ontbreken.

Wij hopen dat u onze zorgen in overweging wilt nemen en zijn graag bereid tot het geven van nadere toelichting en onderbouwing.

Stichting Biomedische Rekenkamer,
ir. C.M. Wentzel, voorzitter

Juridisch perspectief

De in het wetsvoorstel voorgestelde artikelen geven de betrokken Ministers de bevoegdheid tot het stellen van regels die ernstige inperkingen van grondrechten behelzen. Deze maatregelen werden eerder ingezet op basis van de inmiddels vervallen Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 (TWM). Uiterst opmerkelijk is dat zonder enige evaluatie met dit wetsvoorstel ingezet wordt tot een permanente juridische basis van deze bevoegdheden.

Hier komt bij dat de wet tevens is voorzien van een noodbevoegdheid (artikel 58d) welke zodanig ongeclausuleerd is dat bij een dreiging grondrechten inperkende maatregelen in de meest brede zin van het woord kunnen worden opgelegd zonder dat de Eerste Kamer hier enige zeggenschap over heeft. Artikel 58c sluit immers een instemmingsrecht van de Eerste Kamer uit.

De in dit wetsvoorstel vervatte zorgplichtbepalingen (art 58j en 58k) bewerkstelligen daarnaast een samenleving waarin burgers onderling tegenover elkaar komen te staan en elkaar moeten gaan controleren. Immers, het bevoegde gezag kan bestuursdwang opleggen (art 58z en 58za) indien organisaties, bedrijven, werkgevers, scholen e.d. de maatregelen niet naleven en hun werknemers, scholieren, klanten en bezoekers niet afdoende de door de minister afgekondigde maatregelen opleggen. Dit leidt tot een samenleving waarin scholen, winkels, horeca, werkgevers, conducteurs etc. moeten optreden als een toezichthouder zonder de benodigde vaardigheden en bevoegdheden te bezitten onder straffe van handhaving. Het opleggen van een dergelijke zorgplicht is in een vrije samenleving onaanvaardbaar.

Vanwege de zeer beperkte rechtsbescherming in de wet dienen benadeelden via de rechter de buitenwerkingverklaring van de Ministeriële Regeling te bewerkstelligen. De afgelopen twee jaar is echter pijnlijk duidelijk geworden dat de rechterlijke macht de Ministers bij het toepassen van de bevoegdheden geen strobreed in de weg legt. Waar is de rechtsbescherming als de Minister met het eenvoudig uitvaardigen van een Ministeriële Regeling dergelijke inperking van grondrechten kan bewerkstelligen? In een kort geding procedure wordt het woord van de ‘deskundige’ die de Minister aandraagt geloofd en een bodemprocedure duurt zo lang dat het nadeel dat de benadeelde heeft moeten leiden, zich reeds heeft voltooid.

Technisch perspectief

Toetsing van maatregelen aan proportionaliteit zonder de data die daarvoor nodig is.

De epidemiologische surveillance is altijd gebaseerd geweest op de “gouden standaard”, de PCR test, een test die mits goed toegepast[2] zeer waardevol kan zijn om prille uitbraken te detecteren en te beheersen, maar in een latere fase van een pandemie niet geschikt is om besmettelijkheid te duiden met alleen een positieve testuitslag die steeds als enige uitslag van de test werd gecommuniceerd. Het is heel waarschijnlijk, dat als alleen naar een positieve testuitslag gekeken wordt, een groot aantal mensen onnodig tot quarantaine wordt verplicht. Zo zullen in een latere fase van een golf nog veel mensen positief testen, terwijl ze al weken eerder zijn hersteld en al weken niet meer besmettelijk zijn.

In ziekenhuizen, zoals het Amsterdam UMC[3], is men zich daarvan bewust en worden de zogenaamde Ct waardes gebruikt om te kijken wanneer iemand uit isolatie mag. Het is gebleken dat bij waardes waar je in het ziekenhuis niet meer in isolatie hoeft, buiten het ziekenhuis nog steeds in quarantaine moet[4].

Onze stichting procedeert nu al twee jaar om via de WOO inzage te krijgen in de zogenaamde Ct waarden behorend bij positieve uitslagen, informatie die nogmaals cruciaal is om op epidemiologisch niveau een afweging te maken tussen de ernst van de pandemie – het actuele besmettingsgevaar – en de noodzaak van de invoering van bepaalde maatregelen. De Minister heeft in het WOO traject, recentelijk nog in een brief aan de Raad van State, steeds beweerd die Ct waarden niet te hoeven hebben en laten zien die waarden niet eens te willen hebben. Dat is naar ons oordeel volstrekt onbegrijpelijk. Hoe kan een Minister die belast is met het toetsen van ingrijpende  maatregelen aan proportionaliteit, cruciale epidemiologische informatie om het besmettingsgevaar te duiden niet eens willen weten?

De “pandemie van de ongevaccineerden”

Eind 2021 werden diverse berichten verspreid vanuit het Ministerie van VWS over de vaccinatiestatus van mensen op de IC. Recente documenten die via de WOO beschikbaar kwamen toonden aan dat het RIVM verzocht werd om één keer gevaccineerden als ongevaccineerd aan te merken. Het RIVM sprak van een ‘bestelling van de Minister” en vond het “op het randje” maar voldeed wel aan het verzoek.

Deze cijfers werden vervolgens door OMT adviseurs op social media gebruikt om ongevaccineerden als oorzaak aan te merken van het ‘zorginfarct’. Diezelfde adviseurs pleitten later met vergelijkbare argumenten voor een vaccinatieplicht. Deze vaccinatieplicht werd op grond van deze vertekende cijfers en adviezen door drie ministeries op de agenda van de Tweede Kamer geplaatst, lang nadat uit cijfers in Israël was gebleken (sinds zomer 2021) dat het virus zich ook ongehinderd wist te verspreiden in de volledig gevaccineerde populatie.

U begrijpt dat onder deze omstandigheden een toetsing in Art 58b van maatregelen met grote consequenties sterk afhankelijk kan zijn van een zeer vertekende situatie en meningen van experts die er heel vaak naast hebben gezeten.

Prognoses als onderbouwing voor maatregelen

De kans op besmettelijk zijn bij een positieve test is van vele zaken afhankelijk. Een positieve testuitslag alleen zegt heel weinig over besmettelijkheid. Bij het maken van prognoses als ondersteuning voor pandemiebeleid heeft het RIVM nimmer gebruik kunnen maken van de eerder genoemde Ct waarden uit de epidemiologische surveillance – zij houdt deze immers niet bij – waarmee de prognoses een element van zekerheid bevatten waar die zekerheid er niet is. Omdat deze vertekening in de modellering repliceert, is het niet uitgesloten dat prognoses en scenario’s zwaar overdreven zijn en dat op basis van die scenario’s onnodig zware maatregelen worden gerechtvaardigd. Dat de scenario’s dan nooit uitkomen wordt vervolgens gedankt aan de genomen maatregelen. Dat deze redenering geen stand houdt bleek echter uit de najaarsgolf van 2022, toen er zonder maatregelen en met de laagste vaccinatiegraad ooit, snel een einde kwam aan de golf, zonder noemenswaardige ziekenhuisopnamen. Onze stichting is betrokken bij een WOO verzoek om de modellen waarmee het RIVM de prognoses en scenario’s opstelt in het publieke domein te krijgen, maar de Minister en het RIVM weigeren dit verzoek te honoreren.

Toetsing van de werkzaamheid van Maatregelen

In de Kabinetsreactie op het tweede deelrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid: ‘Aanpak Coronacrisis’, Deel 2, wordt melding gemaakt van de werkzaamheid van maatregelen op basis van modelstudies[5], maar de “contactstudies” waaraan gerefereerd wordt kunnen onmogelijk als studies naar een causaal effect tussen avondklok en minder besmettingen worden aangemerkt. Nederland beschikt over twee vakgroepen die zich met causale inferentie bezig houden[6] en de onderzoeken waar de Minister in zijn brief naar verwijst zijn mijlenver van deze discipline verwijderd en vaak blijft het ook bij slechts een verwijzing naar een studie; de studie zelf wordt zelden gedeeld[7]. Studies waar de Minister naar verwijst spreken doorgaans over associatie en niet over causatie.

En ook in de communicatie gaat het vaak fout. Zo bracht men in 2021 het als eerste afnemende aantal COVID ziekenhuisopnamen onder ouderen in verband met het feit dat ze ook als eerste gevaccineerd waren, maar een infectieziekte verspreidt zich sowieso als eerste in de meest kwetsbare groep en raast ook daar het eerste uit, ook zonder vaccinatie. Verder zou het aanbevelenswaardig zijn om niet alleen naar één uitkomst te kijken bij zo’n studie (“besmettingen”) maar ook de nadelen van de maatregelen goed in kaart te brengen. Zo is de IC bezetting voor COVID19 op dit moment lager dan ooit, maar stijgt de IC bezetting voor niet-COVID19 diagnoses al een jaar gestaag.

[1] ZonMW toekenning subsidies onderzoek oversterfte
[2] https://www.microbiologyresearch.org/content/journal/jmm/10.1099/jmm.0.001499
[3] Medisch beleid Covid-19 protocol Amsterdam UMC, pag. 18 (verkregen via WOO, op verzoek verkrijgbaar)
[4] GGD test met hoge Ct waarde en ‘positieve’ uitslag, bron opgave bij GGD Zuid-Limburg (op verzoek verkrijgbaar).
[5] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023Z00252&did=2023D00610
[6] https://vu.nl/en/education/summerschool/statistical-methods-for-causal-inference/curriculum
https://www.uu.nl/organisatie/methoden-en-statistiek/causale-inferentie
[7] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z02613&did=2021D05713